Bij de totstandkoming van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is door de toenmalige Minister van Sociale Zaken aangegeven dat via deze wet alle werknemers een loon moest worden verzekerd, dat gezien de algehele welvaartssituatie als een aanvaardbare tegenprestatie voor de verrichte arbeid kan worden beschouwd.
In de afgelopen vier decennia is echter de betekenis van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag aanmerkelijk veranderd. Niet langer staat de eerdergenoemde doelstelling voorop, maar vooral de koppeling met de sociale zekerheidsuitkeringen. Een en ander blijkt uit de wetswijzigingen die betrekking hebben op het aanpassingsmechanisme die van een automatische aanpassing is gewijzigd in een koppeling met afwijkingsmechanisme. Met dit laatste heeft een beleidsmatige invulling van de aanpassing zijn intrede gedaan.
Over de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is niet zoveel literatuur verschenen. Reden genoeg in de reeks Arbeidsrechtelijke thema’s een deeltje over deze wet op te nemen. Na een inleiding met daarin een kort historisch overzicht over het wettelijke minimumloon en de minimumvakantiebijslag komen deze beide elementen afzonderlijk aan de orde. Ook wordt aandacht besteed aan het loonbegrip dat en andere begrippen die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden gehanteerd. Ook het toezicht van overheidswege wordt behandeld.
Over de auteurs
Mr. dr. J. van Drongelen: jurist ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en docent Sociaal Recht en Sociale Politiek universiteit van Tilburg.
Mr. D.J.J. Korver: specialist Arbeid en Organisatie bij het Expertisecentrum van de Arbeidsinspectie.