Een kind dat zijn ouders verliest, noemen we een wees; een vrouw die haar man verliest, is een weduwe en een man die zijn vrouw verliest een weduwnaar. Maar is er ook een naam voor een ouder die een kind verliest? Is men in staat een naam te vinden voor een ouder die na het heengaan van zijn eigen kind ‘verweesd’ achterblijft? Als dat gebeurt, raakt er iets in de logische gang van het leven ontwricht en groeit er iets noodlottigs in de meest duistere regionen van het lot.
In dit persoonlijke verhaal probeert de schrijfster voor haar status dat noodlottige woord te vinden: ‘zoonloos’. Zo omschreef ze zichzelf na 5 mei 2018, de dag waarop ze haar enige zoon, bijna achttien jaar oud, aan een zeldzame ziekte verloor. Twee jaar nadat ze afscheid van hem nam, maakt ze een persoonlijke reis door de hel waar ze doorheen moest. Ze onderzoekt het langdurige rouwproces dat ze na het verlies van haar zoon doormaakte, houdt zich bezig met het probleem van een identiteit tussen twee culturen en begeeft zich in de metafysische diepte van het verdriet, zonder dat daardoor een voor de lezer verstikkend relaas ontstaat. Dit schokkende verhaal, het moeilijkste dat de schrijfster als persoon en als auteur schreef, is tegelijk een oproep aan het leven en aan de menselijke liefde.
De Nederlands-Albanese schrijfster Flutura Açka (1966) schrijft in het Albanees. Zij woont afwisselend in Nederland en Albanië. In dat laatste land ontving zij voor deze requiemroman in 2021 de Nationale Prijs voor proza, de hoogste literaire onderscheiding. Eerder verscheen van haar in vertaling 'Kruis van vergetelheid'.