Dit zesde deel van de Biografieën van Plutarchus van Chaironeia (46-120 n.C.) bevat de levensbeschrijvingen van Aristeides, Cato Maior, Cato Minor, Fokion van Athene, Galba en Otho. Aristeides was een belangrijke politicus ten tijde van de Perzische Oorlogen en tegenspeler van Themistokles. Fokion leefde ca. 150 jaar later en verzette zich tegen het anti-Macedonische beleid van de grote redenaar Demosthenes. Het mocht hem echter niet baten: hij werd door de Macedoniërs geëxecuteerd. De aartsconservatieve Cato zorgde voor de ondergang van Carthago in 146 v.C. en zijn achterkleinzoon met dezelfde naam pleegde in de buurt van hetzelfde Carthago, in Utica, zelfmoord in zijn strijd tegen Caesar. De twee Romeinse keizers Galba en Otho, de eerste keizers die door het leger op het schild waren gehesen, volgden Nero op in het chaotische "driekeizerjaar" 69 n.C., maar hadden weinig plezier van hun uitverkiezing.