“Voor wat betreft de ontwikkeling naar de helderziendheid is de aard van deze wezens heel leerzaam. Ik moet er iedere keer weer de nadruk op leggen dat ik niet bedoel dat deze wezens in dat opzicht onze leraren kunnen zijn, want ze zijn buitengewoon beperkt in hun vermogen, maar wat ze kunnen, wat ze doen, wat ze zijn is overeenkomstig de verandering van het denken in vaststaande begrippen naar het vormgevende denken, ofwel het denken dat geschikt is om als kracht binnen te leiden in het schouwen van de elementaire wereld. De aard van de gnomen is daar niet geschikt voor, de aard van de waterwezens wel...”
In dit boek wordt de weg beschreven om op een beheerste en volbewuste wijze te komen tot het schouwen van de elementairwezens en de etherwezens in natuur en mens.