Dirk Lauwaert (1944-2013) liet bij zijn dood een duizelingwekkend aantal stukken na. Over film, fotografie, beeldende kunst, mode, architectuur… Hij schreef over klassiek Hollywood met zijn stars en over de nouvelle vague en de primitieve cinema. Het ontstaan van de fotografie boeide hem evenzeer als het werk van Walker Evans, Helmut Newton of Dirk Braeckman. Zijn interesse voor schilderkunst reikte van de renaissance tot Francis Bacon en Louise Bourgeois – met een bijzondere liefde voor het Frankrijk van de 19de eeuw. En hij bestudeerde zowel de garderobe van Audrey Hepburn en Romy Schneider als de stadsfoto’s van Edmond Sacré. Onderscheid tussen hoge en lage cultuur maakte hij niet. Hij had het net zo goed over Goya en Manet als over Marilyn Monroe en King Kong. Zijn blik speurde vijf decennia lang over vijfhonderd jaar westerse beeldcultuur. Daar deed hij verslag van. Dat alles in een onnavolgbare stijl.
Lauwaert schrijft koortsachtig en erudiet, altijd in de volle actie van het denken. Hoe zo dicht mogelijk bij de ervaring blijven, dat is zijn obsessie, in het besef dat dit eigenlijk niet kan. Het resulteert in een verbluffend oeuvre.
De vijf autobiografische teksten die hij de laatste jaren van zijn leven schreef – over het grootouderlijk huis, zijn vader, vriendschap, zijn kleerkast, zijn hersentumor – vormen de kroon op dit levenswerk. Samen onthullen ze iets van het trauma waar dit schrijverschap uit groeide.