In het vijfde en zesde deel van de serie Fries Aardewerk staat Harlingen centraal, de stad waar zich de meeste Friese gleibakkerijen bevonden: zeven van de in totaal tien gleibakkerijen die Friesland ooit rijk was. Dit zesde deel is gewijd aan de producten die vervaardigd werden in de Harlinger gleibakkerijen in de jaren 1720 tot 1933. In deze periode zijn bijzonder fraaie aardewerkproducten en tegeltableaus gemaakt door drie gleibakkerijen: Spannenburg-Van Hulst (buiten de Kerkpoort), Gelinde-Binksma (Schritsen/Raamstraat) en Feijtema- Tjallingii (Zoutsloot). Een groot deel van de producten uit de periode 1750-1900 wordt in dit boek toegeschreven aan de afzonderlijke bakkerijen en aan individuele schilders. In totaal passeren 23 schilders met hun werk de revue, onder wie Eijbert Pieters, Dirk Danser, PaIs Karsten en Jan Eelkes. Tegels die tussen 1720 en 1933 werden vervaardigd kunnen in de meeste gevallen niet aan een bepaalde schilder worden toegeschreven; ze worden hier thematisch behandeld. Veel achtergrondinformatie wordt gegeven over de Harlinger ovenboeken 1805-1807, de modellenboeken en catalogi, merkenregistratie en prijsafspraken, en de sociale positie van de gleibakkersknechten. Vanzelfsprekend besteedt dit boek veel aandacht aan de ontwikkelingen vanaf 1850, wanneer de vraag naar tegels steeds toeneemt en nieuwe decors worden ontwikkeld. Een hoogtepunt vormen de prachtige Harlinger Jugenstildecors en tableaus.