In Politiek van herinneren beschrijft Raul Hilberg, de grondlegger van de professionele geschiedschrijving over de Jodenvervolging, hoe zijn belangrijkste boek De vernietiging van de Europese Joden 1940-1945, 3 delen, tot stand gekomen is en welke strijd hij heeft moeten voeren om het uitgegeven te krijgen. Hij geeft daarbij ook een eerlijke schets van zijn leven als jongetje in Wenen dat uiteindelijk hoogleraar in de Verenigde Staten werd.
In de VS kwam zijn boek te vroeg. De publieke opinie was nog niet toe aan een dergelijk omvangrijk en wetenschappelijk baanbrekend werk met een ongemakkelijke boodschap. In het naoorlogse Duitsland paste zijn boek niet. Hij beschrijft namelijk de vernietigingsmachine bestaande uit het openbaar bestuur, leger, bedrijfsleven en de partij (NSDAP). Wie vormde niet een onderdeel van deze vernietigingsmachine? Het was te zeer een pijnlijke en ongewenste spiegel.
Israël was pas gesticht en het land had behoefte aan een ander beeld dan hetgeen Hilberg schetste. De politiek in het jonge Israël had behoefte aan een strijdbaar beeld van Joden zoals bij de opstand van de Joden in het getto van Warschau, en niet het beeld van de nederige gettojood die gelaten zijn lot ondergaat in de hoop dat de 'wind' overwaait. Dat laatste was ook niet Hilbergs stelling. Hij was van mening dat het verzet van de Joden weinig tot niets heeft geholpen en dus een verwaarloosbare factor in het geheel was.
Het Eichmannproces wordt algemeen gezien als de kentering in de belangstelling voor de Holocaust. Hilbergs werk (eerste editie was uit 1961) kwam dus te vroeg. Ook voor een belangrijk boek is er dus blijkbaar een tijd en een plaats. Zijn werk paste in ieder geval niet in de politieke cultuur van de jaren zestig en zeventig. De politiek had aanvankelijk blijkbaar een ander geschiedbeeld nodig. Hilberg schreef er een openhartig autobiografisch verslag van.