Zalmen Gradowski, een joodse gevangene in Grodno (Polen), heeft zijn noodlot in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau niet kunnen ontlopen. Zijn vrouw en ouders werden al meteen na aankomst in Auschwitz vergast. Hij werd tewerkgesteld in het zogenaamde Sonderkommando, bestaande uit joodse gevangenen die door de SS het vuile werk in de gaskamers en crematoria moesten opknappen. De leden van dit Sonderkommando stonden voor een onmenselijk dilemma: weigeren of meewerken. Het was een keuze tussen een zekere en een zeer waarschijnlijke dood. Velen hebben ervoor gekozen de laatste strohalm te grijpen en werkten mee.Het leven en werken in deze grijze zone van het bestaan was onthutsend, onbeschrijfelijk, mensonterend en gruwelijk. De leden van het Sonderkommando moesten de slachtoffers geruststellen en begeleiden tot in de gaskamer. Daarna moesten ze de lijken scheren, inwendig onderzoeken op verborgen juwelen, gouden tanden verwijderen en tot slot cremeren. In oktober 1944 slaagde het Sonderkommando erin crematorium II in Birkenau op te blazen. Nagenoeg alle leden van dit Sonderkommando kwamen daarbij om het leven. Zalmen Gradowski, een van de mede-initiatiefnemers van de opstand, was een van hen.Zalmen Gradowski schreef zijn getuigenis in afwachting van zijn aanstaande dood. Met zijn geschriften wilde hij de buitenwereld informeren over het donkerste gedeelte van de hel in Auschwitz. Hij heeft zijn manuscripten achter een van de crematoria begraven. Na de oorlog zijn deze manuscripten gevonden. Een grotere aanklacht tegen de misdaden van de Nazi's is nauwelijks denkbaar.Philip Mesnard, professor in moderne literatuur aan de Université de Marne-la-Valée in Parijs, schreef een inleiding bij de manuscripten van Zalmen Gradowski.