De Mani-Codex, in 1969 ontdekt in Egypte en aangekocht door de Universiteit van Keulen, is een rond 400 op minuscule perkamenten blaadjes geschreven Griekse tekst, die teruggaat op berichten betreffende de afkomst van Mani (216-276/7). Mani, de stichter van een eigen gnostische wereldreligie, blijkt afkomstig uit een joodse gemeenschap in Zuid-Babylonië. Hij gaf zijn naam aan het manicheïsme, een gnostisch-christelijk geïnspireerde wereldkerk die eeuwenlang bestaan heeft, van de Atlantische tot de Stille Oceaan. Ze kende miljoenen aanhangers en een geheel eigen kunst. Mogelijk is zij van invloed geweest op de middeleeuwse Katharen. De gnostiek van het manicheïsme heeft een beslissende invloed gehad op de westerse geestesgeschiedenis. De Mani-Codex is uniek omdat hiermee de afkomst van Mani onbetwijfelbaar is komen vast te staan. Hij beschouwde zich als de reïncarnatie van de hemelse apostel die op gezette tijden in de wereldgeschiedenis verschijnt. De auteurs tonen aan dat later Mohammed eveneens in deze traditie staat en zich net als Mani beschouwt als de belichaming van de Apostel van God (rasul Allah) en het zegel der profeten. Daarnaast werpt de literaire structuur van de Codex ontdekkend nieuw licht op het ontstaan van de vorm en de inhoud van de kerkelijke evangeliën.