In het Nederlands worden woorden gespeld volgens de klanken die in de standaarduitspraak te horen zijn. Dat is het basisprincipe.
Klanken behoren tot de gesproken taal. In de geschreven taal probeert de spelling die klanken weer te geven door letters. Dat is niet eenvoudig. Het Nederlands kent ongeveer 40 klanken en maar 26 lettertekens. Van die 26 lettertekens zijn er 4 overbodig (c, q, x en y) omdat ze vervangen kunnen worden door andere letters. Met de resterende 22 lettertekens moet dus ongeveer het dubbele aan klanken worden geschreven. Daardoor is er vaak een groot verschil tussen wat je hoort en wat je schrijft.
Omdat het niet wenselijk is meer lettertekens te creëren, wordt ook het principe van de gelijkvormigheid gehanteerd dat zegt dat woorden zo veel mogelijk op dezelfde manier moeten worden geschreven: ik heb (zoals hebben), hij wordt (zoals hij werkt), de breedte (zoals de hoogte), twee bordeauxs (zoals twee niveaus) ...
Taal leeft. Soms verandert de uitspraak van een woord, of de schrijfwijze. Vreemde woorden dringen door in onze taal. Sommige woorden passen zich geleidelijk aan (bastaardwoorden) en raken ingeburgerd, andere worden letterlijk overgenomen (leenwoorden).
Voor deze woorden geldt het principe van de etymologie dat begrijpelijk maakt waarom woorden nog helemaal of gedeeltelijk worden gespeld volgens hun oorsprong.
Foutloos spellen is mogelijk. Het is geen kwestie van lastige woordjes kunnen onthouden, of van gokken of voortdurend raadplegen van het woordenboek. Kennis van een aantal heldere en vaste spelregels en afspraken is dan wel nodig. Het geheel van die vastgelegde regels vormt de spelling.
Dit handboek wil vooral een praktische gids zijn voor het aanleren en het opzoeken van de regels die onze geschreven taal beheersen.
De benadering en het concept van deze leidraad heeft enkele opvallende kenmerken die ik hier kort opsom. Zo wordt de problematiek van elk hoofdstuk kort ingeleid en gesitueerd. De regels zelf zijn genummerd en op een eenduidige manier geformuleerd, wat ongetwijfeld het opzoeken en het assimileren bevordert. Elke regel of deelregel wordt in al zijn onderdelen overvloedig geïllustreerd met voorbeelden uit het actuele woordgebruik. De regels zijn voorzien van commentaar waar dat nodig is voor een goed begrip ervan en als er een verband is met andere regels, wordt hiernaar doorverwezen. Begrippen worden plaatselijk helder omschreven waar het nuttig
is in de context en ze zijn verzameld in de termenlijst achteraan. Veel regels zijn voorzien van een simpele maar vaak zeer bruikbare Tip.
De aanduiding Merk op! wijst op een aandachtspunt en Let op! wijst op iets wat dwingend van toepassing blijft en niet uit het oog mag verloren worden.
Om de basistekst niet onnodig te verzwaren, is gewerkt met een miltifunctionele randkolom. Daar wordt soms dieper ingegaan op een moeilijkheid of zijn er lijstjes te vinden met de meest courante moeilijke of afwijkende woorden (spelbrekers). Op andere plaatsen staan in de rand overzichten – vooral als een spellingprobleem verschillende regels doorsnijdt – die als beknopte samenvatting of geheugensteun
dienstig kunnen zijn.
In veertien bijlagen zijn allerlei lijsten te vinden. Ze zijn bedoeld om het je als gebruiker gemakkelijk te maken en je in staat te stellen om binnen een spellingprobleem vlug een antwoord te vinden op de meeste vragen. Om de haverklap omslachtige naslagwerken raadplegen zal dan minder nodig zijn. Ze zijn evenwel beperkt in hun volledigheid en bruikbaarheid. De Nederlandse spelling blijft hoe dan ook een opzoekspelling: bij twijfel aan de schrijfwijze of de betekenis van een woord helpt alleen het Groene Boekje of een woordenboek.
Deze praktische spellinggids werd met zorg samengesteld. Ik hoop vooral dat hij je helpt om te leren denken en redeneren over spelling en het inzicht verschaft dat leidt naar Spelling zonder Speling.