Wat geven godsdiensten ons nog voor essentieels te denken, ondanks hun eigenzinnige bestaanswijzen en complexe geschiedenis? De godsdiensten hebben zo veel culturele en maatschappelijke invloed gehad dat de vraag naar hun oorspronkelijke inspiratie nog altijd relevant is.
Voor de westerse godsdiensten is die vraagstelling sterk verbonden aan het monotheïsme. Historisch is het geloof in één God zowel een zaak van de westerse godsdiensten geweest als van de filosofie, die zich vrij vroeg van het veelgodendom heeft afgekeerd.
Volgens de auteur moet men voor de vraagstelling naar de essentie van de godsdiensten beginnen bij de historische ontwikkeling om van daaruit op het spoor te komen van hun oorspronkelijkheid en eigen redelijkheid.
Een zoektocht naar oorspronkelijkheid en eigen redelijkheid is ook voor de godsdiensten zelf van het hoogste belang omwille van hun toenemend precair bestaan. De keerzijde van die zoektocht is onvermijdelijk het blootleggen van ontwikkelingen die met hun oorspronkelijkheid in disharmonie of zelfs in schril contrast blijken te staan.
De vraagstelling vereist een bepaald perspectief: wat stelt het monotheïsme zelf centraal, wat is de werkelijkheid God die achter het woord 'God' schuilgaat? Deze initiële vraag van het boek gaat geleidelijk over in de verdere vraag hoe de westerse godsdiensten vanuit die werkelijkheid - door hun meest centrale gedachte geviseerd - nog begrepen kunnen worden?
Laurent Lambrecht (1934) studeerde filosofie, medisch-sociale wetenschappen en theologie, en behaalde een doctoraat in de vergelijkende godsdienstwetenschappen (Faculteit Vergelijkende Godsdienstwetenschappen, Antwerpen). Vanaf 1996 tot op heden was hij achtereenvolgens docent en hoogleraar godsdienstfilosofie (FVG).