Gerard Vissering en zijn reis naar Turkije in 1928.
Op 4 juni 1928 arriveert een onopvallende Nederlander op leeftijd, kalend met een rond brilletje en een grijze snor, samen met zijn jonge vrouw en zijn assistent met een boot uit Venetië in Istanbul.
Hoewel het heel vroeg is (rond 4 uur in de ochtend), wordt hij verwelkomd door vier aanzienlijke heren, allemaal directeuren van de Turkse Banque d’Affaires (Türkiye İş Bankası). Hij schrijft in zijn dagboek: “Ontvangst allervriendelijkst. Helpen ons wel door pascontrole en douane. Wij rijden naar het Pera Palace Hotel, alwaar wij op de 2e verdieping achter zeer goede hoekappartementen krijgen: salon, slaapkamer, badkamer. Alles oud maar nog zeer goed.”
Turkije is in 1923 als een republiek herrezen uit de ruïnes van het Ottomaanse rijk, en de nieuw opgerichte republiek heeft geld nodig voor de opbouw van het land en de afbetaling van schulden van het oude regime. Turkije wil een eigen nationale staatsbank oprichten, maar hoe kon dat zonder buitenlandse reserves?
De directeur van de net opgerichte Türkiye İş Bankası (Banque des Affaires), latere president Celal Bayar, wil zijn bank omzetten in een Centrale Bank. Hij kent Vissering als iemand die veel respect geniet in de financiële wereld.
Vissering reist vier weken lang door Turkije, van Istanbul naar Ankara. Hij ontmoet de leiders van het nieuwe Turkije, de diplomaten, de journalisten en bankiers. Hij noteert zijn waarnemingen in een dagboek dat 100 jaar lang verborgen bleef. Het dagboek biedt inzicht in de jonge republiek en hoe een groep idealistische jonge mannen een staat stichtte die een einde moest maken aan de eeuwenlange achterstand van de Turken ten opzichte van het Westen. Het dagboek van Vissering wordt hier integraal gepubliceerd met de Nederlandse tekst, Turkse vertaling en andere documenten van de Nederlandsche Bank.