In de afgelopen vijf jaren heeft de rechtsontwikkeling op het terrein van de natrekking, vermenging en zaaksvorming niet stilgestaan. Naast een aantal belangrijke arresten van de Hoge Raad is ook in de literatuur relatief veel aandacht aan dit deel van het goederenrecht geschonken.
Opvallend blijft echter het feit dat zo veel onzekerheden blijven bestaan. Bijvoorbeeld de afbakening tussen vermenging en oneigenlijke vermenging, de kwestie of op een bepaald geval artikel 5:16 lid 1 of artikel 5:16 lid 2 toepasselijk is, de vraag welke wetsbepalingen van toepassing zijn bij de bepaling of een bepaalde zaak onroerend is, de ongerijmdheden bij het inschrijfbare eigendomsvoorbehoud op scheepstoebehoren van artikel 8:5 lid 1, onduidelijkheden rond artikel 5:14 lid 2 jo artikel 5:15, de grens tussen zaaksvorming en vermenging enzovoorts. Deze - en andere - problemen zijn in dit boek gesignaleerd.
In de tweede druk van dit boekje is aan veel, doch gezien de beperkte opzet niet alle, van de sinds mei 1994 verschenen literatuur en jurisprudentie aandacht geschonken. Daarnaast zijn diverse veranderingen en verbeteringen aangebracht, zowel inhoudelijk als wat betreft de opzet en lay-out.