Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) is tegenwoordig vooral bekend in een kleine kring van liefhebbers. Een iets groter publiek kent hem als schilder van landschappen en water. Dat hij ook sfeervolle stadsgezichten, intieme interieurs, nocturnes en ontroerende (zelf)portretten maakte, is tot nu toe onderbelicht gebleven. En dat terwijl de grote verscheidenheid van zijn schilderijen, olieverfschetsen, tekeningen, aquarellen en etsen de critici destijds al opviel: ‘Tholen durft álles aan.’
Met dit rijk geïllustreerde boek verschijnt voor het eerst een monografie die recht doet aan Tholens enorme veelzijdigheid en hem plaatst in zijn artistieke omgeving. Zo onderhield hij contact met talloze kunstenaars, onder wie George Hendrik Breitner, Isaac Israels, Jan Veth en Paul Arntzenius. In essays wordt aandacht besteed aan de invloed van Haagse Schoolkunstenaar Constant Gabriël, zijn vriendschap met studiegenoot Willem Witsen, Tholens frequente verblijven op het landgoed Ewijkshoeve, zijn leven in Den Haag, zijn betrokkenheid bij de Hollandsche Teekenmaatschappij en de Nederlandsche Etsclub en zijn fascinatie voor water en havensteden, met name de Zuiderzee. Een hernieuwde kennismaking met Tholen, een eigenzinnige schilder met een scherp oog voor detail.