De woede over de Armeense genocide en de ontkenning daarvan, het verloren grondgebied en het leven in de diaspora vormen de primaire achtergrond waartegen de acties van de Armeense guerrilla moeten worden beschouwd. De Armeense guerrilla's vormden de schrik van het Turkse "corps diplomatique". Het onrecht was niet anoniem, het had een naam en een adres. De "Armenian Secret Army for the Liberation of Armenia" probeerde de 'vergeten' Armeense genocide op de internationale politieke agenda te krijgen door aanslagen te plegen op Turkse diplomaten en instellingen. De politieke moord werd gelegitimeerd door de functie van de vijand. De representanten van de Turkse staat, de diplomaten, consuls en leden van de veiligheidsdienst werden niet omdat ze Turkse staatsburgers waren door de Armeense stadsguerrillero's geëxecuteerd, maar in de hoedanigheid van hun functie voor het Turkse onderdrukkingsregime, niet als slecht mens, huisvader of echtgenoot, maar als object van onderdrukking en repressie, als ideologische steunpilaar van de ontkenning van de genocide.