Alice van der Pas legt in dit boek niet uit waarom het gaat bij ouderbegeleiding. In 45 prikkelende, korte hoofdstukken neemt ze de lezer gewoon mee in haar denken over soms onverwachte topics:
- de broers en zusjes van de aangemelde kinderen - hoe maken die het?
- maakt het iets uit in dit vak of je zelf kinderen hebt?
- en sommige kinderen moet je hebben gezien om hun ouders te geloven.
Gevestigde noties over ouders, opvoeding en hulpverlening worden bevraagd, maar vooral bevraagt Van der Pas zichzelf. Uitvoerige gevalsbeschrijvingen laten zien hoe zij werkt, denkt - en twijfelt. Soms gaat ze uit angst of ergernis de mist in; soms brengt ze met feilloze precisie een vicieus gezinsproces tot staan. Weg aanmeldingsklacht.
Met vragen, voorbeelden en heldere theoretische betogen onderbouwt Van der Pas haar radicale keuze voor het perspectief van de ouder - en maakt zij begrijpelijk dat vicieuze processen aan de haal gaan met de aardigste ouders en de liefste kinderen.
Op kleine schaal gebeurt dat in elk gezin.
Over de grote schaal lezen we in de krant.
Daartussen spelen zich de 'opvoedproblemen' af waarover dit boek gaat.
Betwijfelt u of ouderbegeleiders kindvriendelijk kunnen denken, en of kinderdeskundigen oudervriendelijk mogen denken?
Na lezing van dit boek bent u eruit. Beider perspectieven zijn onmisbaar - allebei - voor veilige hulpverlening aan kinderen en ouders.