Op 6 september 1772 was Meindert Meiners, een 21-jarige student theologie, voor een weekje naar Ameland gekomen. In Nes was de predikant afwezig, maar Meiners mocht in het huis van de predikant verblijven. Bovendien was hem gevraagd voor te gaan in de prediking. De kerkenraad was hiermee akkoord.
Volgens de regels van het eiland moest de baljuw, als vertegenwoordiger van het gezag van Willem V van Oranje, hiervoor ook zijn toestemming geven. Omdat de baljuw en zijn plaatsvervanger niet op Ameland aanwezig waren, preekte Meiners die zondag niet in de kerk, maar in een huis. Daarop kreeg hij een waarschuwing van een medewerker van de baljuw.
Toen hij ‘s avonds voor het avondeten een gebed uitsprak liep het uit de hand. Hij werd behandeld alsof hij een misdadiger was. Twee weken later ondertekende Willem V in Den Haag een reactie op dit voorval. Deze brief werd gepubliceerd in de kranten.
Meindert Meiners was opeens een publiek figuur geworden, waarmee de spot werd gedreven. Hij voelde de noodzaak zich publiekelijk te verdedigen. Dit boek publiceerde hij als verdediging om zijn kant van het verhaal te vertellen.
De heftige reactie van de kant van Willem van Oranje kan worden gezien als angst voor een ‘Amelander beroering’.