Cioran (1911-1995) is als zoon van een Russisch-orthodoxe pope geboren in Rasinari in Transsylvanië, Roemenië, toentertijd deel van de Oostenrijks-Hongaarse Donaumonarchie. Hij studeert filosofie in Boekarest en in Berlijn. In 1937 vertrekt hij naar Parijs om aan een proefschrift over Bergson te werken. Met het Frans, de filosofische taal van de tijd, vindt Cioran een ruim publiek. Een kleine filosofie van verval is de vertaling van zijn eerste in het Frans geschreven boek Précis de décomposition uit 1949, waarmee hij zijn naam in Parijs, en de rest van de wereld vestigt. Als antimodieuze existentialist schrijft Cioran scherpzinnig en met bravoure, zijn beschouwelijkheid is opstandig en tegendraads. De stijl van zijn essays is vinnig en prikkelend. Hij is een virulent ondermijner van dwangmatige denkbeelden en onwankelbare denksystemen. Cioran staat te boek als de laatste moralist in een traditie van solitaire eigenzinnigheid, die zonder aanzien de pretenties van filosofen en historici aan de kaak stelt, en de vanzelfsprekendheden en overmoed van godsdienst en filosofie te vuur en te zwaard bestrijdt.
Pieter Appels heeft de soms apodictische stijl, en de vaak lyrische en altijd gepassioneerde toon van Cioran, de onheilige mysticus 'tegen de keer', met gepaste fijnzinnigheid en gelijkaardig venijn vertaald.