Aan het einde van de twaalfde eeuw stelde Andreas Capellanus op verzoek van zijn jeugdige vriend, het handboek op van de liefde: De amore. Liefde beschreven als drama van verlangen en vervulling, van tomeloze hartstocht en mateloze toewijding, van overgave aan ziedende lust en spirituele liefde. Het is een klassieke ars amatoria, een liefdesleer van erotische omgangsvormen, een retorica van hoofse minne.Tegelijk is De amore een leerdicht, dat waarschuwt voor het ontwrichtende en verderfelijke van het zinnelijke verlangen, de onbereikbaarheid van de geliefde: niets anders stelt het levensgeluk zo zeer in de waagschaal als liefde. Want ware liefde negeert en doorbreekt maatschappelijke conventies, en verstoort de onromantische orde.Liefde is een ongrijpbaar boek. Ironisch, hoffelijk en hoofs, belerend en waarschuwend, een loflied op de liefde, oprecht, poëtisch en beschouwend, een theoretisch fundament onder de hoofse romantische lyriek. Piet Gerbrandy is de juiste vertaler van deze opleiding tot minnaar.