Les passions de l'âme, Descartes' laatste werk, werd in het najaar van 1649 tegelijkertijd in Parijs en in Amsterdam gepubliceerd. Descartes (1596-1650) behandelt hierin de 'passies' van de ziel, dat wil zeggen alle toestanden van de ziel die te beschrijven zijn als de passieve gewaarwording van een heftige en ongewone beweging in het lichaam. Het gaat om specifieke gevoelens als liefde, haat, vreugde en verdriet, maar ook om moed, lafheid en trots.
Passies werden vanouds relevant geacht voor de moraalfilosofie, de theologie, de retorica, de geneeskunde. Als 'fysioloog' beschrijft Descartes de werking van de hartstochten, de lichamelijke mechanismen waarop ze berusten, hun functie in de economie van het lichaam. Descartes doet dit door een uiteenzetting te geven van het menselijk lichaam en de manier waarop het verbonden is met de ziel. Vervolgens door een classificatie van de hartstochten te geven, en ze allemaal afzonderlijk te bespreken. In het laatste deel geeft hij ook een ethiek die gebaseerd is op de aristocratische deugd van de generositeit, die in feite een vorm van zelfwaardering is, voortvloeiend uit het bezit en juiste gebruik van de vrijheid.
De passies van de ziel is sedert de zeventiende eeuw zeer veel gelezen, herdrukt en vertaald en heeft onnoemelijk veel invloed gehad op de filosofie, de psychologie en de literatuur.
Theo Verbeek, vermaard kenner van Descartes en zijn werk, staat borg voor de heldere inleiding, het scherpzinnige commentaar en de sublieme vertaling.
Dit is het vijftiende deel in de serie Filosofie & Retorica onder redactie van Keimpe Algra, Jeroen Bons, Wessel Krul, Marc van der Poel en Theo Verbeek.