Ons land telt een aantal natuurhistorische musea. Eén grote, een krap dozijn kleinere en een hele rits kleintjes. Allemaal verzamelen ze objecten uit de levende, de verloren en de dode natuur, zaden en zoogdieren, opgeprikte insecten en opgezette vogels, gedroogde planten, schelpen, monsters en vreemde beesten op sap. Gezamenlijk beheren ze een onvervangbare schat, de weerslag van wat 'biodiversiteit' in haar meest oorspronkelijke vorm kan zijn. Zonder fossielen is biodiversiteit een uit de lucht gevallen en onbegrijpelijk fenomeen. Fossielen laten zien waar we vandaan komen. Natuurhistorische musea zijn de archieven van het leven. Wie zich om de natuur van nu en van de toekomst bekommert, om de aarde en het milieu, kan niet om de fossielen heen.
Paleoprofessor Jelle Reumer gidst de lezer langs de paleontologische rijkdom van de natuurhistorische musea in Nederland, en Brussel. Hij bespreekt als bevlogen docent de relikwieën van oermens en oeros, de versteende knekels van Bleke Bèr de Maastrichtse Maashagedis, het schedeldek van Leidse Piet, en de overblijfselen van Krijn de Zeeuwse Neanderthaler. Jelle Reumer slaagt er met zijn grenzeloze nieuwsgierigheid, en natuurlijke verwondering in de lezer telkens een fossiele rilling te bezorgen ten overstaan van de fysieke dierlijke oerresten. De rommelige reliekschrijnen zijn uitgebannen, de geur van negentiende-eeuwse wetenschap is opgetrokken: de kunstwerken van de fossiele hakmeesters en preparateurs staan, liggen en hangen te pronken in de rijksschatkamers van de verloren oertijd. Beleef de fossielen!