De geschiedschrijving van het modernisme in Nederland telt nog tal van lacunes. Daaronder nemen de ontwikkelingen in de periode 1876-1950, waarin de vrijzinnig-theologische stroming voortdurend in debat ging met de verschillende orthodoxe groeperingen, een belangrijke plaats in. C.M. van Driel brengt deze ontwikkelingen vanuit verschillende invalshoeken in kaart. Veel aandacht besteedt hij aan het centrum van het modernisme, de Leidse theologische faculteit, waar de confrontatie tussen moderne en orthodoxe hoogleraren zich in alle heftigheid voordeed. Deze bundel geeft niet alleen helder overzicht van de theologische verschuivingen, maar brengt ook figuren uit beide kampen (J.H. Scholten, J.H. Gunning jr., K.H. Roessingh, A. Eekhof, G.J. Heering en G.C. Berkouwer) in hun onderlinge relatie tot leven.