Hoogleraren, universitaire medewerkers en studenten zijn in de negentiende en twintigste eeuw actief geweest in de politiek, in kerken en in andere maatschappelijke organisaties. Toch leidde dat binnen de muren van de academie zelden tot botsingen. Betekent dit dat hoogleraren en hun medewerkers werden en worden geselecteerd op pohtieke kleur en kerkelijke gezindte? Wordt aan universiteiten het negentiende-eeuwse liberale beginsel gehuldigd dat het streven naar een betere samenleving geen politieke vorm mag aannemen? Of zijn universitciten misschien ongevoelig voor nieuwe politieke bewegingen?In dit tweede deel van de reeks UNIVERSITEIT & SAMENLEVING wordt ingegaan op de gevolgen van politieke en maatschappelijke veranderingen op het studentenleven, op de wetenschapsbeoefening en op de universiteiten als geheel.Universiteit & Samenleving 2