Universiteiten hebben tot taak studenten te vormen. Dat doen zij al eeuwen en daarover is iedereen het eens. De problemen beginnen echter wanneer de vraag wordt gesteld wat 'vorming' inhoudt. De Wet op het Hoger Onderwijs van 1876 bepaalde dat studenten moesten worden gevormd tot zelfstandige beoefening van de wetenschap. Al snel werden klachten geuit ten aanzien van de hiermee onvermijdelijk samenhangende specialisatie en vakkenscheiding. Ook werd zorgelijk gekeken naar de steeds maar groeiende aantallen studenten. Moesten dat allemaal onderzoekers worden? Kortom, zodra het begrip 'vorming' werd gedefinieerd, braken nieuwe discussies uit. In deze bundel wordt een aantal debatten nader bekeken. De bijdragen bieden een historische benadering van een actueel thema.Inhoud: Verantwoording PETER JAN KNEGTMANS, Inleiding: universiteit en samenleving HERMAN DE LIAGRE BÖHL, Vormingsidealen van professoren tijdens het Interbellum DAVID BANEKE, Toegepaste natuurwetenschap aan de universiteit - contradictie of noodzaak? HENRI A. KROP, Laat de universiteit meer dan een vakschool zijn. Het pleidooi voor de Centrale Interfaculteit LEEN DORSMAN, Studium Generale: een mislukte doorbraak (1945-1960) JOZEF VOS, 'Een faculteit is toch geen leraren-fabriek!' De MO-opleiding voor leraren en de universitaire vorming J.A. VAN KEMENADE, Achtergronden van de Open Universiteit PETER BAGGEN, De wereld veranderen: universiteit en overheidsbeleid in Nederland, 1960-2000 Over de auteurs Register