In het huidige tijdperk van globalisering dringt de vraag naar de verhoudingen tussen de religies zich op. Sommigen menen dat de verschillen tussen de religies ze allemaal diskwalificeren. Anderen spreken over een soort eenheid van de religies, maar baseren dit slechts op een vaag gevoel. In het voorliggende boek is het thema van de eenheid en verscheidenheid der religies goed doordacht, en wel vanuit een consequent spiritueel gezichtspunt. Het werd na zijn eerste verschijning in 1948 weldra een onmisbare klassieker voor een ieder die zich serieus met dit thema wilde bezighouden.
Volgens Schuon moet de eenheid van de religies niet in rituelen en leerstellingen worden gezocht, maar strikt genomen uitsluitend in het eindpunt van de spirituele weg die elke religie bevat. Deze weg houdt overal ter wereld in: een beteugeling en overwinning van het egoïsme om de hindernissen op te ruimen voor het hoogste inzicht of de hoogste liefde. Wie door gebed, meditatie of contemplatie in contact komt met de innerlijke kern van de eigen religie, verkrijgt ook begrip voor andere religies.
Het boek bespreekt belangrijke thema's als het verschil tussen uiterlijke en innerlijke religie, de waarde van de geloofsverbreiding, de cruciale functie van de sacrale kunst, de ontwikkeling van het monotheïsme in jodendom, christendom en islam en legt uit waarom het christendom in zekere zin meer verwant is aan boeddhisme dan aan islam.
Frithjof Schuon (1907-1998) wordt wereldwijd erkend als een autoriteit op het gebied van metafysica en Sophia Perennis. Hij begeleidde zowel christenen als soefi's op hun spirituele pad, en schreef tientallen spirituele boeken.