De voordrachtencyclus van Rudolf Steiner die door Gerrit Zunneberg werd 'hertaald' is een sublieme uiteenzetting over de hoofdlijnen van de geesteswetenschap, ook vaak esoterie genoemd. De hechte samenhang tussen mens en kosmos tijdens en buiten het aardse leven zoals die in de cyclus wordt geschetst is op zich niet nieuw. Esoterische geschriften uit zeer oude tijden getuigen daar ook al van, zoals het oeroude Tibetaanse Dodenboek. In tegenstelling tot dat soort oude en ook latere esoterische uitingen munt dit boek echter uit in helderheid en overzichtelijkheid, juist voor de westerse mens van deze tijd. Wat in de geestelijke wereld speelt is heel goed indenkbaar en invoelbaar, maar het waait je niet zomaar gedachteloos aan. Het vraagt van de lezer een nuchtere, kritische leeshouding zonder vooringenomenheid. Het waardevolle van de geesteswetenschap is dat ze de mensheid de universele zingevende achtergronden verschaft die god-gecentreerde religies zoals het christendom niet kunnen bieden. De geesteswetenschap plaatst niet het leven in het perspectief van de (dreigende) dood - zoals gebruikelijk is in de christelijke godgeleerdheid - maar omgekeerd juist de dood in het perspectief van het voortdurende leven. Centraal staat hierbij steeds de eigen verantwoordelijkheid van de mens voor zijn doen en laten. In zijn overzichtelijke compleetheid zonder verwarrende uitweidingen is de cyclus te beschouwen als uniek in de westerse cultuur. Je leest en herleest wat er is verwoord en je herkent het in je omgeving vanuit een andere, nieuw verkregen perceptie. Het boek is daarom het beste te karakteriseren als 'bijbel voor esoterische oriƫntatie'.