In tegenstelling tot de klassieke Russische literatuur van de negentiende eeuw, met grote dichters en schrijvers als Poesjkin, Gogol, Dostojevski, Tolstoj, Toergenjev en Tsjechov, is die van de vroegere eeuwen nauwelijks bekend.
Toch bevat de Oudrussische literatuur, die van de elfde tot de zeventiende eeuw, een paar glanzende parels en is de geschiedenis ervan uitermate boeiend. Die geschiedenis begint in feite in 988, als vorst Vladimir van Kiev het christendom aanneemt. De eerste teksten waren Bijbelvertalingen uit het Grieks, en er werd een eigen, bij het Slavisch passend alfabet voor ontworpen, het cyrillisch. Al snel verschenen er ook oorspronkelijke teksten: preken, heiligenlevens en kronieken. Een zeldzaam fraaie tekst is het waarschijnlijk aan het einde van de twaalfde eeuw geschreven 'Lied van de veldtocht van Igor', dat Ruslands nationale epos is geworden.
De overheersing door de Tataren in de dertiende en veertiende eeuw sloot Rusland af van West-Europa, zodat de renaissance Rusland niet bereikte. Na het Tatarenjuk trok Moskou de macht naar zich toe en werd het centrum van het Russische Rijk. De literatuur van de Moskouse periode is sterk gericht op het handhaven van de macht van de kerk en de staat, die vaak samen optrokken. Pas in de zeventiende eeuw komen poёzie, drama en verhalend proza tot ontwikkeling.
Willem G. Weststeijn is emeritus hoogleraar Slavische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft veel over (Russische) literatuur geschreven, zowel wetenschappelijke artikelen als voor het algemene publiek. Naast deze 'Geschiedenis van de Oudrussische literatuur' publiceerde hij eerder al een tweedelige 'Geschiedenis van de Russische literatuur'.