Virginia Woolf [1882-1941] geldt als een der belangrijkste en meest vernieuwende schrijvers van de twintigste eeuw. Haar wereldberoemde romans, zoals «Mrs Dalloway» (1925), «To the Lighthouse» (1927), «Orlando» (1928), «The Waves» (1931) en «The Years» (1937), worden beschouwd als meesterwerken van de modernistische literatuur. Zij experimenteerde immers op uiterst overtuigende wijze met psychologische motieven, onorthodoxe verhaalstructuren, doorbreking van chronologie en «stream of consciousness» als verteltechniek.
Daarnaast is de reputatie van Woolf gefundeerd op de talrijke essays en literaire kritieken die zij schreef voor bladen als «Times Literary Supplement» en «The Yale Review». Zelf bundelde zij een eerste collectie enkele hiervan in de bundels «The Common Reader» (1925) en «The Second Common Reader» (1933), die verschenen bij de Hogarth Press, de uitgeverij die zij samen met haar echtgenoot Leonard Woolf had opgericht, en waar ook werk verscheen van onder anderen T.S. Eliot en E.M. Forster, leden van Woolfs vriendengroep van intellectuelen, schrijvers en kunstenaars die bekend werd als de «Bloomsbury Group».
Niet eerder verscheen in Nederland een selectie van Woolfs alom bejubelde essays over literatuur, waarin de grote thema’s van haar leven en werk voortdurend herkenbaar zijn: de manier waarop kunst het leven kan veranderen, de ongrijpbaarheid van het menselijk karakter, de problemen waarmee vrouwelijke schrijvers en intellectuelen moeten worstelen in een door mannen gedomineerde wereld, de verknoping van tijd en eeuwigheid in een mensenleven en de voor iedereen op elk moment uiterst belangrijke vraag: hoe lees je een boek?