ABRAHAM JOSHUA HESCHEL (1907-1972) geldt als een der belangrijkste joodse denkers van onze tijd. Hij werd geboren te Warschau als afstammeling van een vermaarde chassidische rabbijnendynastie. Van jongs af aan verwierf Heschel een doorwrochte kennis van de joodse gedachtenwereld en het joodse
religieuze erfgoed, door nimmer aflatende studie van de klassieke rabbinale geschriften. Uiteindelijk verliet hij de gesloten geloofsgemeenschap waarin hij opgroeide om filosofie te gaan studeren aan de Universiteit van Berlijn, hetgeen bij hem de basis legde voor een brede culturele en sociale belangstelling, alsook voor een liberaal-humanistische interpretatie van de joodse religie. In 1937 koos Martin Buber de nog jonge Heschel tot zijn opvolger in de leiding van het befaamde Jüdische Lehrhaus te Frankfurt. Eind 1938 moest Heschel Nazi-Duitsland ontvluchten en hij belandde in de Verenigde Staten, waar hij tot zijn dood als hoogleraar Joodse Ethiek en Mystiek werkte in New York. Tijdens de jaren zestig was hij actief in de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King. In het licht van zijn aangezicht verscheen in deze tijd, en geldt als een van zijn invloedrijkste en belangrijkste werken van zijn omvangrijke en bewonderde oeuvre.
«Dit is een boek van grote schoonheid en diepe wijsheid, en het wijst ons ook het pad van menselijk-heid.»
- TIKKUN MAGAZINE-