Martin Buber (1878-1965) geldt als een der belangrijkste denkers en godsdienstfilosofen van de moderne tijd. Zijn leven stond in het teken van zijn zoektocht naar het wezenlijk menselijke. Zijn antwoord verwoordde hij in befaamde werken als «Ik en Jij» en «Dialogisch leven», maar ontwikkelde hij het eerst in zijn vertoog «De vraag naar de mens». In deze sleuteltekst volgt Buber stap voor stap de antwoorden die in de geschiedenis van de wijsbegeerte werden geopperd op de vraag «Wat is de mens?».
Ten slotte kan hij niet anders dan vaststellen dat geen van deze antwoorden werkelijk voldoet, waarna hij zelf de contouren schetst van zijn eigen zienswijze. Kern hiervan is de opvatting dat de kern van het mens-zijn mens schuilt in het vermogen tot waarachtig contact met de medemens en met de wereld. De dialoog die aldus ontstaat, overstijgt elke ideologie, elk wijsgerig systeem en zelfs ook elke taal, want hij komt voort uit de ervaring die de mens onmiddellijk brengt tot de ander, tot zichzelf, en derhalve ook tot God.
Zo blijkt De vraag naar de mens van blijvend belang in het rijke oeuvre van Buber. – «In elke ontmoeting blijft er een rest, ergens waar de zielen ophouden en de wereld nog niet is begonnen, en deze rest is het wezenlijke, het Tussenmenselijke».