Het eerste deel van 'Tankvaart' (Nederlandse koopvaardijschepen in beeld, deel 4) beperkte zich tot de GHV-tankers van de Koninklijke/Shell groep en Nederlandse rederijen met uitsluitend tankers in de intercontinentale 'deep sea' tankvaart. Dit deel richt zich op buitenlandse reders met tankers onder Nederlandse vlag. In de loop der jaren heeft de Nederlandse en Nederlands Antilliaanse vlag veelvuldig gewapperd van schepen, eigendom van buitenlandse ondernemingen. Ook heden ten dage biedt een vestiging in Nederland of op Curacao nog voor menig, vooral Duitse, Scandinavische, Italiaanse en sinds een paar jaar ook Turkse reder blijkbaar zodanige (onder meer fiscale) voordelen, dat een belangrijk deel van onze koopvaardijvloot feitelijk in buitenlandse handen is.
Tot de eerste ondernemingen die het belang inzagen van het hebben van buitenlandse vestigingen behoorden de grote Amerikaanse olieconcerns, Standard Oil (Esso), Caltex, Cities Service en Gulf Oil. Ook Scandinavische reders - als eerste Norness -, de Belgische Petrofina en zelfs de Iraanse staatsoliemaatschappij brachten tankers onder Nederlandse vlag, waarbij het management werd gevoerd door firma's als Vereenigd Cargadoorskantoor, Vinke en Van Ommeren.
Momenteel varen onder andere de Duitse reders Sloman-Neptun, Essberger en Jaegers (Chemgas), de Zweedse reders Tarbit, Thun, Ahlmark en Brostr