Het woord 'Hongerwinter' roept bij vrijwel iedereen beelden op van de winter 1944-1945: hongerige mensen die in de rij staan bij gaarkeukens, hongertochten die zijn ondernomen om bij boeren levensmiddelen te kopen of te ruilen, voedsel dat gretig werd verhandeld op de zwarte markt, enzovoort. Dergelijke beelden en verhalen zijn iconisch geworden. Ze bevestigen en versterken de collectieve herinnering. Hoewel er veel is geschreven over de Hongerwinter, is er weinig onderzoek gedaan naar de gang van zaken in de afzonderlijke steden. Daarom zijn er veel vragen die tot nu toe grotendeels onbeantwoord zijn gebleven. Hoe zat het bijvoorbeeld écht met de voedselvoorziening? Was er werkelijk niets meer te eten? Ging iedereen naar de gaarkeuken? At men dagelijks tulpenbollen en suikerbieten? Hoe stond het met de algemene gezondheid van de bevolking? Wat valt er te zeggen over ondervoeding en sterfte? Dit boek richt zich op de situatie in Leiden, destijds de twaalfde stad van Nederland met meer dan 80.000 inwoners. Uitgangspunt voor het onderzoek van onderzoeker Alphons Siebelt is de vraag die in 1946 werd gesteld door Jan van Stralen, drijvende kracht achter het illegale Leidse blad Kroniek van de Week: 'Het is een raadsel waarvan de bevolking, voor zover deze zich langs clandestiene weg geen levensmiddelen kon verschaffen, toen heeft geleefd.' Voor Leiden zijn voldoende bronnen overgeleverd om deze vraag te beantwoorden.