Ooit was de fotografie nieuw en onbekend en moest ze zich, zoals iedere nieuwe vinding, een plaats zien te veroveren. Dat ging niet zonder slag of stoot. Niet iedereen was gecharmeerd van deze wel erg realistische manier van weergeven van de werkelijkheid. Bovendien waren foto’s aanvankelijk te duur om op grote schaal toegepast te worden. Na haar introductie in 1839 duurde het dan ook nog jaren voordat de fotografie ingeburgerd raakte, maar daarna heeft ze de wereld onverbiddelijk voor zich gewonnen. De schaduw van de fotograaf behandelt de eerste vijftig jaar van de fotografie in Nederland en beantwoordt vele vragen: wat voor mensen waren de eerste fotografen, wat deden ze om de aandacht op zich te vestigen, wie waren hun klanten en opdrachtgevers, wat verdienden fotografen, wat was hun aanzien, hoeveel mensen konden het zich veroorloven een portret te laten maken? En was de fotografie echt zo’n gevreesde concurrent van de aloude portretschilderkunst, zoals zo vaak verondersteld wordt? De schaduw van de fotograaf besteedt aandacht aan nog niet eerder onderzochte aspecten van het beroep fotografie en biedt daardoor nieuw inzicht in de negentiende-eeuwse fotografie in Nederland. Hans Rooseboom (1966) is conservator fotografie van het Rijksmuseum.