G.D. Beker was achttien, in Suriname hadden ze militairen nodig, het avontuur lokte en dat was het begin van zijn TRIS-tijd. In 1962 werd hij ingedeeld bij het tweede peloton, C-compagnie 1962, 2e detachement. Zijn platte marechausseepet werd verwisseld voor een baret en de militairen werden toegerust voor de dienst in Suriname. Op 5 november zagen ze het eerste oerwoud en de eerste Surinaamse dorpen en huizen. De TRIS-soldaten hadden nog geen idee wat hen te wachten stond en wisten niet dat ze nog vaak zouden terugverlangen naar het verre Nederland. De soldaten kregen jungletraining. Ze leerden hoe ze moesten overleven, hoe ze een bivak moesten opzetten, welke slangen gevaarlijk waren en hoe ze een aap moesten bakken. Ze maakten zich al snel een TRIS-taaltje eigen, want als je dat niet sprak, dan hoorde je er niet bij. De soldaten kapten zich een weg door het oerwoud marcheerden tot ze er bijna bij neervielen en leerden, dat infanteristen nooit opgaven. Beker kreeg drie detacheringen buiten Paramaribo en Zanderij: Albina aan de Marowijne in het oosten, Nieuw Nickerie aan de Corantijn in het weten en De Brownsweg, zo'n 130 kilometer ten zuiden van Paramaribo. Beker beschrijft zijn Surinameperiode heel beeldend en informatief. Menig TRIS-soldaat zal zich in zijn belevenissen herkennen. Hij legt in dit boek een interessant en weinig beschreven stukje (militaire) Nederlandse geschiedenis vast. Voor meer foto's: www.gdbeker.nl