'Een Versailles in miniatuur in een vergeten uithoek aan
de Schelde', schrijft een krantenverslaggever in 1894 over
het huis Zorgvliet in het Zeeuwse dorpje Ellewoutsdijk.
Bij zijn bezoek aan dit neoclassicistische buiten van de
vermogende baggeraarsfamilie Van Hattum kan hij zijn
ogen niet geloven. Binnen telt hij vijftien slaapkamers en
ziet hij een wintertuin, een theater met een draaibaar to-
neel en drie kunstzalen met toonaangevende schilderijen.
Buiten stuit hij op een weelderige landschapstuin met een
prieel, een kassengalerij en een eiland met een volière.
Vanuit de uitkijktoren zijn in de wijde omtrek alleen wei-
landen, de zeedijk en de Westerschelde te zien.
De ondernemende J.C. van Hattum staat aan de basis
van het succes: hij brengt het baggerbedrijfje van zijn va-
der binnen één generatie tot grote bloei. Het bedrijf is on-
der meer betrokken bij de aanleg van het Panamakanaal,
de Afsluitdijk en de Zeelandbrug. Het zomerhuis groeit
langzaam maar zeker uit tot een paleis in Moorse stijl, dat
in het dorp het Suikerpaleis wordt genoemd. In
Versailles aan de Schelde vertelt Anna van Suchtelen over de levens
van drie vrouwen, de echtgenotes van drie generaties bag-
geraars. Mater familias Frederika en haar ondernemende
schoondochter Jaan doen goede werken voor het dorp. Op
haar beurt maakt Jaan zich zorgen als haar zoon trouwt
met Guusje, een meisje dat maar weinig opheeft met haar
rol als weldoener en ambachtsvrouw van Ellewoutsdijk.
Anna van Suchtelen beschrijft de geschiedenis van dit
paleis in de Zeeuwse klei vanaf de tweede helft van de ne-
gentiende eeuw tot na de Tweede Wereldoorlog. Wat houdt
het in om lid van deze familie te zijn? Wat vormt je basis
en wat geef je door? En wat betekent het geworteld te zijn
op een bepaalde plek?