Niemand heeft het Duitsland van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog zo filmisch, aangrijpend en genuanceerd afgeschilderd als Hans Fallada. En niemand wist zich keer op keer zo door het schrijven uit de diepste vertwijfeling en alcohol- en morfineverslaving te redden als hij. Wat voor mens ging er schuil achter zijn pseudoniem? En wat verzweeg deze auteur, die beweerde: 'Alles in mijn leven komt terecht in een boek'?
Fallada maakte een onstuimige puberteit door, schoot zijn beste vriend dood, belandde herhaaldelijk in de gevangenis en telkens weer in de psychiatrie. Hoewel hij als jonge man carriere maakte in de landbouw, wilde hij altijd al schrijver worden. In 1932 werd hij met Wat nu, kleine man? wereldberoemd en schatrijk, maar hij bleef zich zijn leven lang identificeren met de arme sloeber die telkens weer de verkeerde beslissingen neemt. Het is de 'kleine man' over en voor wie hij zijn boeken schreef.
Anne Folkertsma heeft Fallada's briefwisselingen en dagboeken nauwkeurig bestudeerd en laat zien hoe hij begin jaren dertig snel uitgroeide tot een publiekslieveling, die tot de vijf meest vertaalde auteurs behoorde. Ze maakt inzichtelijk hoe Fallada gedurende het Derde Rijk in eigen land probeerde door te werken, maar steeds meer tot speelbal werd van de tijd waarin hij leefde.
Een bijzondere aanvulling op Folkertsma's portret vormen twee indringende verhalen van Fallada over zijn schrijverschap, die hier voor het eerst in Nederlandse vertaling verschijnen.