De romans Jongensjaren, Portret van een jongeman en Zomertijd gelden als J.M. Coetzee's fictieve autobiografie en als centrale stukken in zijn oeuvre. Op verzoek van de auteur verschijnen de drie boeken, aangevuld door de auteur, in één band met de titel Scènes uit de provincie.
Coetzee vertelt over het opgroeien van een eenzaam en verloren jongetje in Zuid-Afrika, over de jongeman die dichter wil worden, maar zijn geld bij IBM moet verdienen. In Zomertijd schetst hij via interviews met bekenden en familie een portret van de inmiddels overleden schrijver Coetzee.