Op 22 september 1914 gingen tussen 06.20 uur en 07.55 uur voor de Scheveningse kust drie Britse kruisers ten onder, de Aboukir, de Hogue en de Cressy. Van de 2296 bemanningsleden kwamen 1459 mannen om, in en op hun schepen of in de zee.837 werden gered. De veroorzaker was een eenvoudige Duitse onderzeeboot, de U9. Voor de Duitsers was dit een enorme opsteker, zo helemaal aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Bij de Britten kwam het aan als een mokerslag, de grootste klap ooit toegebracht aan de als onoverwinnelijk beschouwde Royal Navy. De auteur heeft na jarenlang onderzoek een buitengewoon toegankelijke reconstructie van dit drama geschreven. Achtereenvolgens beschrijft hij de aanloop tot dit drama, de lotgevallen van de bemanningsleden én de gevolgen, zowel vanuit Britse als Duitse invalshoek. Wat de bemanningsleden meemaakten wordt verteld in de persoonlijke verhalen van overlevenden. Een deel daarvan werd gered door twee Nederlandse koopvaardijschepen, en na hun redding in ons land opgevangen. Ook dat maakt deel uit van deze aangrijpende en tot nu toe vergeten ramp. Een van de grootste in de geschiedenis van de oorlogvoering op zee.