In deze bundel zijn essays verzameld over raakvlakken tussen kunst en geneeskunde. Hoe divers deze essays er ook uitzien, er is wel degelijk een rode draad te vinden. In driekwart van de essays speelt het brein een hoofdrol. Dat kan een brein zijn met uitzonderlijke vermogens, zoals bij kunstenaars met synesthesie of bij mensen met een wonderlijke hersenaandoening.
Het kan ook gaan om een uitzonderlijk creatief brein zoals dat van Mozart. Een andere terugkomend thema is hoe lichamelijke aandoeningen kunst en kunstuitingen hebben beïnvloed, zoals het geval is bij de handen van Sergei Rachmaninoff en zijn beroemd geworden pianoconcerten. Andere voorbeelden daarvan zijn de oogaandoening van Claude Monet die in de schilderijen uit zijn Giverny-periode is terug te vinden, en hoe de narcistische en megalomane ideeën van Alexander Scriabine zijn composities steeds meer doordesemden. Alle essays zijn onafhankelijk van elkaar te lezen, maar het eerste essay is een goed begin.
Erik Fokke (1950) werkt sinds 1987 als arts in Amsterdam en was als docent verbonden aan de huisartsopleiding van het VUmc. Daarnaast volgde hij een muziekopleiding aan de Schumann Akademie en schreef hij tussen 1995 en 2006 voor VPRO Radio tientallen muziekdocumentaires en componistenportretten. Fokke publiceerde bij Uitgeverij SUN de biografie Francis Poulenc. Monnik en kwajongen; bij Uitgeverij Rubinstein verscheen het audioboek Mozart en de Lage Landen.