Dagelijks ondergaan in Nederland vele honderden patiënten een operatieve ingreep. Dat gaat bijna altijd goed, zo goed zelfs dat velen zich niet meer realiseren hoe bijzonder dat eigenlijk is. Zelfs een betrekkelijk eenvoudige ingreep kan immers op vele manieren mis gaan. Dat dit zo zelden gebeurt is niet alleen te danken aan de individuele kwaliteit van medici en paramedici die bij de operatie betrokken zijn, maar vooral ook aan de kwaliteit van hun samenwerking. En wat geldt voor een eenvoudige ingreep geldt des te meer voor chirurgie bij patiënten met bijkomende aandoeningen of voor niet-electieve chirurgie. Operatief ingrijpen is bijna altijd een multidisciplinaire gebeurtenis; zonder chirurg geen operatie, maar ook geen operatie zonder anesthesioloog of verpleegkundig personeel. Voor de chirurg is technische beheersing van het vak niet meer voldoende; hij zal ook inzicht moeten hebben in factoren buiten zijn gebied die mede bepalen hoe hij te werk moet gaan. Voor de anesthesioloog en andere specialisten geldt hetzelfde. Dit boek tracht in die behoefte te voorzien. Het concentreert zich op de chirurgische ingreep als 'snijpunt' van medische en paramedische disciplines. Het is dan ook niet voor één specialisme geschreven, maar bedoeld voor iedereen die beroepshalve met peri-operatieve zorg te maken heeft. Conform deze gedachte zijn de meeste hoofdstukken geschreven door auteurs uit verschillende disciplines. Er is uitgegaan van het niveau van basisarts, maar door het specifieke karakter van het boek zullen ook (gespecialiseerde) verpleegkundigen er goed mee uit de voeten kunnen. In de opbouw van het eerste deel wordt zoveel mogelijk de chronologie gevolgd van de patiënt die een operatieve ingreep ondergaat. Het behandelt de algemene principes van peri-operatieve zorg: preventie van complicaties, pre-operatief onderzoek, premedicatie, anesthesietechniek, paramedische zorg, post-operatieve pijnbestrijding, enz. Wat in dit deel wordt behandeld is van toepassing op iedere operatiepatiënt, onafhankelijk van de operatie-indicatie of nevendiagnosen. In deel twee ligt het accent op de bijkomende aandoeningen. Hoe moet bijvoorbeeld iemand met een ernstige bronchitus worden voorbereid op een operatie? Wat zijn de risico's? Welke anesthesietechniek verdient in zo'n geval de voorkeur? Een groot aantal bijkomende aandoeningen passeert de revue. Het type operatie dat de patiënt moet ondergaan is in dit deel van ondergeschikt belang; het gaat om de effecten van bijkomende aandoeningen. In deel drie gaat het wèl om specifieke operatieve ingrepen. Het behandelt de post-operatieve zorg na chirurgische interventies van een bepaald type: buikchirurgie, cardiopulmonale chirurgie, neurochirurgie, enz. Daarbij komen zowel medische als verpleegkundige aspecten aan de orde. Het vierde deel ten slotte is een sterk probleemgerichte en daardoor uiterst praktische leidraad geworden voor veel voorkomende post-operatieve problemen, zoals pijn, nabloedign, koorts, leverstoornissen, enz. Het bijzondere van het boek zit hem in de opzet: het gaat om de maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's die aan een chirurgische procedure kleven zo klein mogelijk te maken. Iedereen die betrokken is bij de begeleiding van een heelkundige patiënt heeft de verantwoordelijkheid om daar naar vermogen aan bij te dragen. Peri-operatieve zorg kan daar een steun bij zijn.