Het werk van Evariste Galois (1811–1832) markeert het begin van de moderne algebra. Met de begrippen groep, ring en lichaam – standaardbegrippen in iedere wiskundeopleiding – komt men tot een diep inzicht in de oplosbaarheid van vergelijkingen. Deze theorie staat algemeen bekend als Galoistheorie en aan wiskundestudenten wordt het wereldwijd onderwezen. Studenten vinden Galoistheorie vaak moeilijk, maar worden er wel door geboeid, vooral doordat abstracte algebra erin tot leven komt. Dit boek is voortgekomen uit colleges aan de Radboud Universiteit. Het kan dienen als tekst voor een college. Het bevat vele opgaven.
De Babyloniërs kenden al een recept voor het oplossen van een kwadratische vergelijking. Pas je dat toe op de algemene kwadratische vergelijking ax^2 + bx + c = 0, dan krijg je de van school bekende abc-formule. In de zestiende eeuw heeft Tartaglia een recept gevonden voor vergelijkingen van graad 3. Dat recept leidt tot de minder bekende formules van Cardano. Ferrari, een leerling van Cardano, kon zelfs vergelijkingen van graad 4 oplossen. Drie eeuwen later toonde Abel (1802–1829) aan dat zoiets bij vergelijkingen van graad 5 en hoger niet mogelijk is. Naar Abel is de in deze eeuw ingestelde Abelprijs, de Nobelprijs voor de wiskunde, genoemd. Een heuse doorbraak in het oplossen van vergelijkingen kwam van een ander wonderkind uit die tijd: Evariste Galois (1811–1832). Een duel maakte toen hij nog maar twintig was een einde aan zijn leven.