Het gilde van barbiers en chirurgijns in Veere was genoemd naar de
heiligen Cosmas en Damianus. Karel Noorlander beschrijft de opkomst en
ondergang van dit gilde tegen de achtergrond van de geschiedenis van
de stad en de opvattingen over ziekte en gezondheid. De zeventiende-
eeuwse rekeningenboeken en een notulenboek geven inzicht in de
bloeiperiode van het gilde: het aantal leden, hun instrumentarium,
bezigheden en zorgen. De pestmeester speelde een belangrijke rol bij
epidemieën en de stadschirurgijn bij de armenzorg, in het gasthuis en bij
wond- en lijkschouwingen. De neergang van Veere in de achttiende eeuw
wordt weerspiegeld in het wegkwijnen van het gilde.