Artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek werd met ingang van 16.12.2017 gewijzigd. Niet alleen de tekst werd herschreven maar ook het toepassingsgebied werd gewijzigd en in overeenstemming gebracht met de Btw-richtlijn.
De draagwijdte van het eerste lid van art. 19, §2, 1°, van die wettelijke bepaling werd aanzienlijk ingeperkt:
• het is enkel nog van toepassing voor zover de belastingplichtige geen volledig recht op aftrek van de btw zou hebben ingeval een andere belastingplichtige een dergelijk werk voor zijn rekening zou verrichten, dit met het oog op een betere omzetting van artikel 27 van de richtlijn 2006/112/EG, voornoemd;
• herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerken worden altijd uitgesloten.
Het eerste lid van art.19, §2, 2°, van die wettelijke bepaling werd eveneens aangepast, zonder de inhoud ervan te wijzigen, met het oog op een nauwgezette omzetting van artikel 26, lid 1, b), van de richtlijn 2006/112/EG.
Het derde lid van die wettelijke bepaling omschrijft het begrip ‘werk in onroerende staat’. Dit begrip is van toepassing voor het volledige Btw-Wetboek.
De vraag is wanneer er btw moet betaald worden over zelf verricht werk in onroerende staat en als er btw verschuldigd is, over welk bedrag en tegen welk btw-tarief.
Aan de hand van vele voorbeelden en berekeningen wordt deze toch vrij technische materie toegelicht.
Stefan Ruysschaert heeft een economische vooropleiding genoten (UGent) en is actuaris (VUB). Hij is adviseur bij de FOD Financiën. Hij is auteur van talrijke bijdragen op fiscaal vlak in toonaangevende tijdschriften en boeken. Hij is o.a. redactielid van Taxwin, Onroerend Goed in de Praktijk en het Tijdschrift Huur. Hij is professor aan de faculteit Economie van de UGent, vakgroep Accountancy, bedrijfsfinanciering en fiscaliteit waar hij het vak btw doceert, en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool (Odisee).