In Heelal van papier schrijft Koen Vergeer brieven aan tien schrijvers, dichters en kunstenaars die hem na aan het hart liggen. Hij laat zien hoe het lezen van hun werk verweven is geraakt met zijn leven en schrijven. De brieven bevatten daarom geen afstandelijke analyses maar persoonlijke belevenissen, waar het leesplezier van af spat. Vergeer vertelt onder meer hoe hij dankzij Harry Mulisch besluit om schrijver te worden, wat Rilke en de missie van Apollo 8 uit 1968 met elkaar gemeen hebben, hoe Lucebert hem diep in het verleden van zijn vader laat kijken, hoe hij bijna verdrinkt in de schilderijen van Cézanne, hoe Gustav Mahler een afspraak nakomt en hoe hij en Joost Zwagerman elkaar kwijtraken. Heelal van papier is een rijk en aanstekelijk boek, over lezen voorbij het begrijpen, over damesromans, over de ziel als een knoop vol ritme, visioenen, pelgrimages en de enige ware en volledige definitie van verliefdheid.