In Wat loopt daar? Kijkt bioloog Midas Dekkers met de ogen van de vakman naar de mensenrassen om hem heen. Hij beschrijft en ontleedt ze in al hun gedaanten, met verwondering, maar vooral ook met liefde. Met de hem eigen flair deelt Dekkers zijn brede kennis van de biologie. Hij gaat in op de evolutie en afstamming van de mensen, begrijpt hun hokjesgeest en toont zijn bewondering voor grote taxonomen als Linnaeus en Blumenbach. Dekkers viert de variatie, heeft een goed oog voor het absurde en is niet bang voor het ongerijmde.
Van hondenrassen, tijgerrassen en aardappelrassen kun je onbekommerd spreken, maar wie over mensenrassen begint stuit op een probleem. Omdat het ene mensenras zich beter waant dan het andere. Racisme is een groot sociaal probleem, maar de wortel ervan, het ras, is biologisch.