Delft, 12 oktober 1654. Carel Fabritius is aan het werk in zijn atelier als de Delftse binnenstad wordt opgeschikt door een plotselinge explosie, gevolgd door een donderslag zo hard dat hij honderd kilometer verderop nog te horen is. Fabritius is een van de honderden die deze explosie in een buskruithandel niet overleeft. Zijn tijdgenoot en rivaal Johannes Vermeer ontsnapt ternauwernood aan de dood.
In Donderslag vertelt Laura Cumming dit nog nauwelijks bekende verhaal. Behendigt verweeft ze het met haar kennis van de Nederlandse kunst uit de zeventiende eeuw en bespiegelingen over de betekenis van kunst in ons leven. Ze reist door Nederland op zoek naar de plekken die niet alleen de schilders, maar ook haar eigen vader, de Schotse kunstenaar James Cumming, inspireerden. Van hem leerde Cumming over kleur, lichtinval en zorgvuldig kijken. Donderslag gaat over de impact die een schilderij kan hebben en over de onzekerheid van het menselijk leven, dat in een oogwenk voorbij kan zijn.