‘Hij heeft in Westerbork gezeten’, zo verklaarde de familie van Hester den Boer de woedeaanvallen van haar opa. Na zijn dood ontdekte Den Boer dat er iets niet klopte: op een archiefkaart stond ‘Kamp Erika’ achter zijn naam gekrabbeld. Had hij daar gevangen gezeten? Waarom had hij dat verzwegen? En: waarom kon niemand haar wat vertellen over dat kamp? Zo stuitte Den Boer op de gruwelijke geschiedenis van dit vrijwel vergeten Duitse concentratiekamp, gelegen in de bossen bij Ommen. De gevangenen, voornamelijk niet-Joodse mannen, werden hier niet bewaakt door Duitsers, maar door Nederlanders. Martelingen waren aan de orde van de dag, zeker 180 gevangenen kwamen om. Na de oorlog kwam op de plek van het kamp een camping – alsof er niets was gebeurd. In Kamp Erika ontrafelt Den Boer op persoonlijke wijze een verzwegen oorlogstrauma dat tot op de dag van vandaag door werkt. Waar ligt de grens tussen goed en fout? En hoe bereid zijn we om de zwarte bladzijden uit onze eigen geschiedenis onder ogen te zien.