Vrouwen hebben niet dezelfde hersenen als mannen. Het vrouwenbrein is gemiddeld elf procent kleiner en hun hersenschors telt zestien procent minder zenuwcellen. Toch doet hun denk vermogen niet onder voor dat van mannen; sterker nog: in sommige opzichten is een kleiner brein zelfs beter. Hoe is dat te verklaren? Hoe worden de verschillen – klein, maar signi?cant – tussen de seksen veroorzaakt, en wat betekenen ze? In Het vrouwenbrein wendt Iris Sommer haar grote neuroweten-schappelijke, psychologische en psychiatrische expertise aan om deze vragen te beantwoorden. Want er zijn verschillen in persoonlijkheidskenmerken, in het stress-systeem, in hormonen en in het immuunsysteem. En wat gebeurt er bijvoorbeeld in de hersenen wanneer iemand van geslacht verandert? De variatie in individu, sekse en gender is groter dan we vaak erkennen, laat Sommer zien. Toch delen we mensen in als meisjes en jongens, vrouwen en mannen – die sociale patronen zijn van grote invloed op onze eigenheid. Het vrouwenbrein laat helder zien wat de samenhang is tussen het neurobiologische en het sociaal-maatschappelijke, en wijst de weg naar een gelijk waardiger toekomst.