In ‘De tapuit’ beschrijft bioloog Herman van Oosten zijn onderzoek naar en bevindingen over een van zijn meest geliefde vogels.
De tapuit dwingt van oudsher grote bewondering af: geen ander zangvogeltje legt namelijk zo’n grote afstand af tussen broedplaats en overwinteringsgebied. Want hoewel tapuiten over de hele wereld broeden, zelfs in Canada en Alaska, overwinteren ze allemaal in Afrika. In de broedtijd kun je tapuiten zingend in de lucht zien vliegen. Tenminste, als je je best doet. De tapuit was een veelvoorkomende broedvogel op ons platteland, in de duinen en op de heide, maar tegenwoordig broeden er hooguit nog driehonderd paartjes in Nederland. Alleen in het voorjaar zijn de vogels hier nog talrijk, als ze vanuit Afrika doortrekken naar hun noordelijker broedgebieden en even in Nederland blijven om aan te sterken. De tapuit is te herkennen aan zijn staart: daarop vind je een omgekeerde T.