In 1824 arriveren de eerste ‘weezen, vondelingen en verlaten kinderen’ in het kinderetablissement Veenhuizen. Hier moeten ’s lands meest kansarme kinderen worden opgevoed tot nijvere landarbeiders. Er wonen er uiteindelijk in totaal zo’n 8600; steeds met z’n tachtigen op zalen van elk 4,7 bij 30 meter. Het ‘landbouwend weeshuis’ is een initiatief van Johannes van den Bosch en de Maatschappij van Weldadigheid. Met veldwerk en fabrieksarbeid zullen de kinderen hun onderhoud en onderwijs bekostigen. Een waterdicht plan – althans, in theorie. De werkelijkheid pakt anders uit: gemeenten zijn er niet happig op hun wezen naar Veenhuizen te sturen; armoede, ziekte en sterfte grijpen om zich heen en de kosten rijzen de pan uit. In 1859 wordt het kindergesticht overgenomen door het rijk en uiteindelijk omgevormd tot de beruchte strafinrichting.In De kinderkolonie beschrijft Wil Schackmann de wezen, hun opzieners en de bestuurders. Op basis van uitgebreid onderzoek in het rijke Kolonie-archief wekt hij deze bijzondere geschiedenis tot leven.